To inflate or not to inflate, that is the question?

Door Patrick Dannenburg en Jan Hooper – September 2022

De stijgende inflatie is voor heel Nederland alsook daarbuiten een prangend onderwerp. De inflatie is voor het eerst na september 1975 hoger dan 10%. Energie levert momenteel een belangrijke bijdrage aan de totale inflatie en heeft effect op de hele markt. Medio 2022 was energie meer dan 100% duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder. Naast energie dragen ook de prijsontwikkeling van motorbrandstoffen, woninghuren en voedingsmiddelen hier aan bij.

Hoewel de bijdrage van hoge energieprijzen aan de inflatie onmiskenbaar groot is, stijgen volgens DNB ook de prijzen van andere goederen en diensten sterk. Dit blijkt uit de kerninflatie, het inflatiecijfer waarbij geen rekening wordt gehouden met productcategorieën waarvan de prijzen sterk kunnen schommelen, zoals voeding en energie. De stijgende energieprijzen en voedingsprijzen druppelen echter wel door in de categorieën die vallen onder de kerninflatie. Denk bijvoorbeeld aan vervoersdiensten dan wel de prijzen van industriële goederen zoals meubelen, auto’s of computer­apparatuur.

Ook verzekeraars worden hierdoor beïnvloed. Deze hogere inflatie zal naar verwachting resulteren in een toename van de toekomstige schadelasten, de herverzekeringspremies en de beheerskosten. Daarnaast kan de gestegen inflatie effect hebben op de aanwezige technische voorzieningen voor schaden, bijvoorbeeld langlopende letselschaden, alsook premievoorzieningen. In de kapitaal­berekeningen zal de invloed eveneens merkbaar zijn, door bijvoorbeeld kosteninflatie(-aannames) zal vereiste kapitaal toenemen en het beschikbare kapitaal afnemen.

Als we kijken naar de inflatieverwachting, dan zie we een diffuus beeld. Het Centraal Planbureau (CPB) verwacht dat na een fors hoger inflatie in 2022 dat de inflatie in 2023 weer flink zal dalen. Overheidsbeleid zorgt volgens een Nederlandse grootbank juist voor overheveling van inflatie naar 2023. De genomen overheidsmaatregelen zorgen voor de bescherming van de koopkracht. Dit betekent dat bij gelijkblijvende energieprijzen het aflopen van deze maatregelen volgend jaar een opwaartse druk op de inflatie zal hebben. In de DNB-raming[1] voor 2023 daalt de inflatie maar blijft nog ruim boven de ECB-doelstelling van 2% voor het eurogebied. Ook de kerninflatie blijft naar verwachting hoog, hierbij speelt de ontwikkeling van de loonkosten een belangrijke rol.

Als maatstaf voor de toekomstige schadelast, zoals gehanteerd in de premiestelling bij verzekeraars, speelt de historische schadelast en de waargenomen inflatie een belangrijke rol. De impact van inflatie hangt echter af van het risicoprofiel van het product. Het is dus van belang om daarbij te kijken welke component van invloed is: prijs-, loon- en/of productinflatie. Als gevolg van de verwachte toename van de inflatie is het te verwachten dat de verzekeringspremies van schade­verzekeringen zullen toenemen en ook de beheerskosten, met name als gevolg van de loon­ontwikkelingen.

Op basis van de op dit moment beschikbare gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van de inflatie valt dus te verwachten dat de schadelast de komende twee jaren zal gaan toenemen, afhankelijk van de gehanteerde inflatieverwachting. Het is te adviseren om dit vertalen in een opslag die meegenomen wordt in de premiestelling, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met toenemende schadelast voor herverzekering en daarmee de prijs van in te kopen herverzekerings­dekkingen. Gezien de ontwikkeling in de hoogte van de inflatie en de onzekerheid rondom de verwachting is het aan te bevelen om hierbij een aantal scenario’s te bekijken (gevoeligheidsanalyse).

 

[1] Bron: EOV juni 2022 (dnb.nl)